Zinvol bezig zijn!
In de periode dat de Jeruzalemkerkgemeente vacant was, voorafgaand aan de komst van collega Codée, schreef ik regelmatig over diverse onderwerpen iets in de nieuwsbrief. Later werd ik door Gerard Ulderink, onze zeer accurate scriba van destijds, erop gewezen dat ik een verhaal – dat nog een vervolg zou krijgen – niet had afgemaakt. Het ging om herinneringen uit mijn jeugd. Omdat ik zelf ook probeer accuraat te zijn, wil ik dat nu alsnog doen. Het past m.i. ook bij de zomer.
Roomse badgasten
De zondagen waren bij ons thuis geheiligde dagen. Dat wil zeggen dat we die dag niet uitgingen. We bleven thuis, uitgezonderd de twee kerkdiensten die we bezochten. Wel mochten wij als kinderen buiten spelen rondom ons huis. Voor mij was dit geen straf. Als je aan de voet van de duinen woont vermaak je je wel. Bovendien liep achter ons huis langs de duinovergang die toegang gaf tot het strand. Nee, wij gingen niet op zondag naar het strand. Wel zag ik veel ouders met kinderen, wel of niet gebruikmakend van een bolderkar, richting de zee gaan. En wat ik ook regelmatig zag, was een groep Belgische jongetjes van mijn eigen leeftijd (5 à 6 jaar) die onder leiding van een pater in een bruine pij en op sandalen een dagje op het strand gingen doorbrengen. Met deernis zag ik hen aan, omdat ik in de man die een ‘rok’ droeg een grote misleider zag. Het feit dat hij op zondag de jongens richting zee leidde, zei mij genoeg. Met gemengde gevoelens sloeg ik hen gade, want volgens mij zou het met hen niet goed aflopen. Ik nam mij voor tot Roomse badgasten goed afstand te houden. Maar het gevaar kwam onverwacht dichterbij.
Marie-Anne, een meisje dat bij ons in de buurt woonde, met wie ik vaak speelde, vertelde op een dag dat ze badgasten uit België kregen. Er was ook een jongetje bij. Hij vroeg of hij met ons mocht meespelen. Nu, dat vond ik best. Het jongetje heette Dolf. Een goedmoedig kereltje met donker haar. Hij was vriendelijk en erg bescheiden. Dolf was niet dom, want naast Vlaams sprak hij ook vloeiend Frans. Dolfs vader beschikte over een zeer riante auto. Een bekend Duits merk waarvan hij niet het kleinste model had aangeschaft. De vader was erg hartelijk en bovendien zo aardig om ons zo nu en dan mee te nemen voor een ritje met de auto. Voor Marie-Anne en mij iets bijzonders, want onze ouders hadden geen auto.
Maar toen kwam Marie-Anne op een morgen met een mededeling die ze zelf heel belangrijk vond. Zij meldde mij dat Dolfs oom zou komen, en dat was niet zomaar iemand. Hij is, luister goed zei ze, Vader-Overste. De manier waarop ze het zei, gaf aan dat ze het zelf zeer interessant vond. Maar ik niet. Mijn wantrouwen kwam meteen boven en ik dacht er het mijne van. Het verhinderde ons niet toch samen te spelen.
’s Middags zouden we weer een autorit maken. Maar nu werd gezegd dat ook oom Willie (waarschijnlijk een afkorting van Willibrord) mee zou gaan. Dat bracht mij in een moeilijk parket. Het moment was daar dat we werden geroepen om in te stappen. En toen, ja toen zag ik de Vader-Overste zelf, in een zwarte toog met een groot zilveren kruis aan een ketting om zijn nek. De aanduiding Vader-Overste had geen betrekking op zijn leeftijd, want ik schat dat hij nog geen veertig jaar was. Hij ging voorin de auto zitten. En wij als kinderen achterin, terwijl Dolfs vader achter het stuur plaatsnam. Ging deze rit misschien richting de inquisitie? Zou die eindigen in een donker klooster in België? Ik wist het niet.
Maar toen het wonder.
Oom Willie sprak ons vriendelijk aan. Ja, zo vriendelijk dat hij zijn broer met de dure auto ver overtrof. Echte belangstelling voor kinderen is niet ieder gegeven, maar van deze man gold dat wel. Dat merkte ik als kind meteen. Zijn houding was zo innemend dat alle vrees voor de Roomsen bij mij als sneeuw voor de zon verdween. Rome had geen betere vertegenwoordiger kunnen sturen. Het werd een onvergetelijke middag.
met hartelijk groet, ds. H. de Jong
Meer nieuws
Censura Morum
D.V. zondag 8 december hopen wij als gemeente van Jezus Christus weer het Heilig Avondmaal te vieren. Als onderdeel van de voorbereiding op deze viering vindt er Censura Morum plaats. Mocht u hiervan gebruik willen maken, dan kunt u tot en met 4 december een aanvraag indienen bij de secretaris van de wijkkerkenraad.
Vanuit de pastorie – week 49
Op Dankdag ging het in de avonddienst over ‘vrijgevigheid’. Tim Keller schrijft in zijn boekje “De vrijgevige God” over de gelijkenis van de verloren zoon, waar hij de nadruk legt op de rol van de Vader. Een aanrader om te lezen.
Over vrijgevigheid gesproken: ik ben toch wel onder de indruk van wat er allemaal is ingezameld voor de Voedselbank. Ik merk dat dit de diaconie en onze diaconaal consulent ook heel goed doet. Er wordt best regelmatig wat gevraagd van de gemeente, kortgeleden nog de rookworstenactie, nu de speculaasactie.